Er is groot leed in de wereld, dat is er altijd, maar nu kan het iedereen raken. Het kan heel dichtbij komen, zelfs in je.

Er zijn mensen die vechten voor adem, die proberen te overleven en soms, ondanks medische hulp, overlijden.

Er zijn mensen die hun ouders, een broer, een zus, kinderen of vrienden verliezen, door het virus, door een ongeluk of ziekte.

Er zijn mensen die vechten voor hun onderneming, die keuzes moeten maken die ze nooit eerder maakten, die niet weten of ze er goed aan doen of niet, omdat niemand het op dit moment echt weet.

Er zijn mensen die knokken voor hun baan, maar ondanks dat tussen wal en schip raken.

Er zijn kinderen die niet met hun vrienden mogen spelen, omdat er iets rond waart. Ze willen en moeten naar buiten, maar mogen nu wat vaker op de iPad.

En ik ben verhuisd. Van ’t veen naar ’t zand. Van ’t uitzicht naar een nieuwbouwwijk. Van het gekoesterde open veld naar ’t bos. Van een koud huis dat ik niet kon betalen, naar een warme plek die beter bij mijn beurs past. Een huis waar ik voorlopig kan blijven.

Wonende in ’t veen werd me steeds duidelijker waarom ik in vakanties graag de leegte op zoek.
De zee, de bergen, boven de boomgrens, noord Schotland in de winter en Lapland.

Ik houd niet alleen van ’t uitzicht, van een horizon, maar ’t geeft me letterlijk en figuurlijk lucht. In het veen vond ik grond en gaf ik mezelf ruimte.

En natuurlijk heeft alles met mijn jeugd te maken.
In een bos is er voor mij geen overzicht, weet ik niet wat er aan komt en kan ik niet zien of je te vertrouwen bent.
Dus geef mij maar de leegte en de vlakte.

Voorlopig woon ik hier, voor de rust. En ga ik veel naar daar, waar ruimte en leegte is, daar waar ik me het beste voel.

Dat is mijn kleine leed.
Dat in het niet valt bij veel ander leed.

Zorg goed voor jezelf, je kleine of grote leed en elkaar.